Onevenwicht, chaos, anarchie… Het zijn allemaal synoniemen van de breuk, het conflict, de degeneratie, de zondigheid van de mens. Het is niet een alleenstaand, geïsoleerd gegeven, een aparte realiteit, een nietszeggende hinderlaag dat alles wil vernietigen. God wil niet dat anarchie de mens bedreigt of aanvalt. God eerbiedigt de vrijheid van de mens, maar Hij kan anarchie niet beletten het leven van de mens binnen te dringen, zolang de mens niet overtuigd is van Gods goede bedoeling. De gerechte kiest steeds voor Gods zijde. De onrechtvaardigen echter verloren reeds hun vrijheid, want ze kozen voor de heerschappij en tirannie van de zonde, waarvan zij een slaaf werden. God respecteert hun keuze, maar kan hen daarom ook niet meer naar Zich toe trekken: ze hebben immers hun vrijheid, hun keuze om vrij voor God te kiezen verloren. Hen wacht alleen het zwaard, de wraak, het rechtvaardige en strenge oordeel, de wet, het vonnis, de straf.
Wie door zijn zondige daden wegvalt uit de Liefde van God, zal oog in oog komen te staan met Gods Rechtvaardigheid, die hem, als Zijn dienstknecht, desnoods met geweld tot het rechtvaardige pad zal (pogen te) dwingen. God zal hem de tijd en de kans geven om, uit eigen wil, terug te keren. Indien dat echter niet gebeurt, zal God ten gepaste tijde tussenbeide komen en hem zonder waarschuwing laten vallen, terwijl hij belaagd wordt door gerechte bestraffing.
De rechtvaardigen echter schenkt God een aanzienlijke en genadevolle kracht, waarmee ze mensen kunnen redden, die uit Gods Liefde zijn weggevallen. Zij staan biddend en smekend voor de Heer van het Leven omwille van het heil van hun medemensen. Zo ontstaat er een heilzaam evenwicht tussen Gods Genade en het berouw van de mensheid. Indien er geen rechtvaardige zielen meer tussen de mensen zouden leven, dan zou ogenblikkelijk de vloek van Gods Wraak over de mensheid neerdalen in plaats van de vergevende zegen van Zijn Liefde. Velen hebben de rol van middelaar bij God reeds op zich genomen, Jezus in de allereerste plaats en na Hem alle bedienaars van de Goddelijke Mysteriën, de Apostelen en hun wettige en waardige opvolgers. Priesters hernieuwen dit voortdurende middelaarschap tijdens de Heilige Liturgie en het Onbloedige Offer. Daarom wordt de gerechte priester meer dan een middelaar genoemd. Maleachi, de profeet, noemt hem zelfs een engel of gezant van de Heer: “Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de Wet, want een bode van de Heer der heerscharen is hij.”1 Zo zijn ook ‘de engelen van de zeven kerken’ uit het boek Openbaring, de zeven bisschoppen (opzichters), die omwille van hun nalatigheid werden terechtgewezen.
De taak van de priester bestaat erin de mensen aan te zetten tot God terug te keren binnen de periode van verzoening en berouw, zodat ze niet uit Gods Liefde wegvallen en terechtkomen onder de verpletterende steen van Gods Gerechtigheid. Zij hebben immers de immense genade ontvangen om de mensen hun zonden te vergeven. Waarom begrijpen de mensen dit niet?
Priesters bespotten en belasteren is erg gemakkelijk, maar bovendien ook het meest onnuttige en zinloze. Laten we eerlijk wezen: de dienst van de priester is heilig en de gave en wijding, die ze van God hebben ontvangen, is eveneens heilig. Toegegeven: ze maken soms fouten, maar is vergissen niet menselijk? Ook zij komen als gewone mensen ter wereld, ze worden geboren in een menselijk lichaam, waarrond de zonden als slangen kronkelen en de hartstochten als wormen knagen. Daarom ook zullen ze nooit feilloos aan hun roeping kunnen voldoen. De opdracht, hun door God toevertrouwd, zal nooit zonder schaduwvlek kunnen worden volbracht.”Priester en profeet waggelen van bedwelmende drank, zijn verward door wijn.”2 Hun gave en wijding is gesluierd. Zij kunnen zich vergissen bij het nemen van een beslissing: ze worden overtuigd door de wereld in plaats van de wereld zelf te onderwerpen. Indien hun leven in ongerechtigheid wordt doorgebracht, dan zullen zij er niet in slagen mensen tot het geloof in God te brengen, waardoor de schapen hun herder zullen aanvallen tot vreugde van de wolven. De duisternis van de onwetendheid zal toenemen en er zal hongersnood zijn. Geen honger naar brood of ander materieel voedsel, maar geestelijke honger, honger naar het Woord Gods, het Brood uit de Hemel. “Zie, de Heer ontledigt en verwoest de aarde, keert haar ondersteboven en verstrooit haar inwoners. Dan vergaat het de priester als het volk, de heer als de knecht, de meesteres als haar dienstmaagd, de verkoper als de koper, wie te leen ontvangt als wie te leen geeft, de schuldenaar als de schuldeiser.”3 Landen, naties en volkeren zullen verantwoordelijk geacht worden voor het kwaad, waarin ze verkeren, want elke decadentie en degeneratie begint bij de ouders.
De mate van Gods Genade hangt in grote mate af van het volk. Deze afhankelijkheid is niet hetzelfde als de rechtvaardigheid, waardoor het volk hoe dan ook de gevolgen van hun daden moeten ondergaan.
Gods Liefde en Wraak worden voortdurend en tegelijkertijd aan de mensen geschonken, afhankelijk van de noden van het ogenblik. Dat gebeurt niet alleen omdat het volk zelf een mengeling is van soorten mensen, maar ook omdat elke mens afzonderlijk erg wisselvallig is in zijn daden: de ene dag verkeert hij in een uitzonderlijke genade, de andere dag wordt hij door het zwaard van wraak en vergelding belaagd, opdat hij naar de verloren staat van genade zou terugkeren. Binnen dit geheel heeft de priester, en elke rechtvaardige mens in het algemeen, de taak om het mysterie van Gods Boodschap en Wil te ontdekken en de mens met God te verzoenen. Vaak wordt hierbij de priester of de rechtvaardige mens belaagd, bedreigd en gewond. “De rechtvaardige, die gestorven is, veroordeelt de goddelozen, die leven. En de jeugd, die schielijk voleindigd is, veroordeelt de veeljarige ouderdom der onrechtvaardigen. Want wij zullen het einde van de wijze zien en niet bedenken wat zij over hem beraadslaagd hebben en waartoe hem de Heer verzekerd heeft.”4
Als wij het eens zijn met wat Carrel beweert, dan mogen wij veronderstellen dat de mens op verschillende wijzen uitstijgt boven zijn anatomische limieten. Tegelijkertijd zijn wij geestelijke wezens. Liefde en haat zijn werkelijkheden. Soms kan een vernietigde liefde dood veroorzaken, terwijl een hervonden liefde aanvoelt als een verrijzenis. Als wij de onderlinge samenhang zouden kunnen zien, dan zou de vorm ervan ons allicht vreemd overkomen. Sommige mensen zouden slechts een beetje boven de oppervlakkige huid uitstijgen, anderen zouden zich uitstrekken naar een hoog banksaldo of naar een herberg of naar rijkdom, terwijl derden zouden proberen iemand uit de buurt te bereiken. Weer anderen strekken hun handen uit naar overzeese landen, waar familieleden wonen, of naar de bergen, wouden en luchten van hun geboorteland, of naar getrouwe, oude vrienden in een haast vervallen landhuis. Regeringsleiders, weldoeners, heiligen… Ook zij strekken hun handen uit boven vele landen en continenten, ja zelfs over de gehele wereld.5
Misschien, wie weet, gaven de Heilige Vaders daarom aan hun discipelen de raad om hun lichaam en ziel op één plaats te houden. Wie immers ver afdwaalt, wordt kwetsbaar en wie gewond raakt, vordert langzamer, of zelfs helemaal niet meer. Misschien, wie weet, is de pilaar van vuur, die volgens getuigenissen soms hemelwaarts opstijgt uit de Heilige Vaders, een uitdrukking van de concentratie bij hun innig gebed of van hun geest en hun hart, die beide bij God verwijlen?
Er zijn meer dingen over de mens die wij nog niet weten, dan zaken die wij wel weten, maar wat wij met zekerheid weten, is dat de geest van de mens niet beperkt kan worden tot de dimensies van de zichtbare wereld.
1 Mal. 2,7
2 Jes. 28,7
3 Jes. 24,1-2
4 Boek der Wijsheid 4,16-17
5 Alexis Carrel, De ongekende mens