David was het achtste kind van het gezin. Voordat hij koning werd, hoedde hij schapen. Hij leidde met zijn broers een normaal leven. Als koning leerde hij echter het ‘aangename leven’ kennen en liet hij zich door lust overmannen. Toen zijn buurvrouw, de echtgenote van Uriah, zich baadde, bleef David haar ongemerkt gadeslaan en werd door de neiging tot overspel verleid. Hij  liet uitzoeken wie zij was en wat zij deed. Vervolgens stuurde hij op een even hypocriete als listige wijze haar man de dood in, zodat hij de vrouw tot zich kon nemen. David, de man door God gezalfd, bekleed met de koninklijke eer en begenadigd met het profetenwoord, vermoordt een man en vergrijpt zich aan de weduwe. Hij leefde als een koning-profeet, maar hij was1 een vijand van God en een mensenmoordenaar. De Bijbel zegt: “De zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen van de Heer.”2

1 Rom. 8,7
2 2Sam. 11,27

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven