Maximus de Belijder verdiept de betekenis van Sauls geschiedenis met enkele spirituele inzichten. “Saul kan worden geïnterpreteerd als ‘de gevraagde hel’. Toen de Israëlieten het leven van plezier verkozen boven het deugdzame leven in Gods Geest en daardoor ook onwetendheid de wijsheid tot zwijgen bracht, lieten ze in feite de Hel over hen heersen. Iedereen die uit Gods Liefde gevallen is, wordt beheerst door ordinair plezier, dat nooit de Goddelijke Wet wil of kan navolgen.”1 “God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.”2, niet naar de letter… Het is immers onmogelijk dat de vleselijke wet en de Goddelijke Wet, de letter en de geest, samenwerken: wat het leven vernietigt, kan nooit in harmonie zijn met de levenschenkende geest.”3
“Als Saul het karakter van de geschreven wet symboliseert, de letter van de wet, dan staat David symbool voor de geest van de wet, de verantwoording en noodzaak ervan. De geestelijke David werd door Saul wel met jaloersheid benaderd, maar niet gedood. Integendeel, Davids innemende mensenliefde en de uitzonderlijke reinheid, die hij bereikte, waren weliswaar een reden tot jaloersheid en haat, maar evenzeer instrumenten waarmee hij zijn tegenstander, belaagd door de duivel, met de harp van de geest tot rust kon brengen en hem kon genezen van het louter materialistisch denken. De jaloerse en lasterminnende mens haat eenieder, die hoger staat in de strijd van de deugdzaamheid en wijzer is in de kennis van het Goddelijk Woord. Hij lijkt op Saul, want hij wordt belaagd door een boosaardige geest en wordt steeds woedender, omdat hij zijn weldoener niet kan doden. Saul bedreigt vaak zijn geliefde Jonathan, het symbool voor de geheime gedachten van het geweten, die ongerechte haat veroordeelt en die, met eerbied voor de waarheid, zich de goede daden van de gehate weldoener blijft herinneren. De jaloerse mens gedraagt zich als Saul, tot wie Samuël, nadat hij (Saul) Gods geboden had overtreden, deze woorden spreekt: “Waarom hebt gij dan niet naar de Heer geluisterd, maar hebt gij u op de buit geworpen en hebt gedaan wat kwaad is in de ogen van de Heer?”4 Zoals reeds gemeld, staat Saul voor de geschreven wet van het Joodse volk, dat leeft volgens deze wet. De Heilige Geest, d.i. de Goddelijke beschouwing en de geestelijke kennis, verlaat het lichaam, waarin de geboden en de geschreven wet op een aardse en materialistische wijze worden geduid. Hierdoor wordt de deur geopend voor de boosaardige geest om in het lichaam zijn intrek te nemen. In dit geval betekent dit dat de aardse manier van denken de geest vleugellam en monddood maakt, want de geest wordt ondergeschikt aan de wereldse leefomgeving. (Deze situatie lijkt op de hedendaagse samenleving, waarin mensen in opstand komen tegen de Goddelijke Geest. Daarom ook kan Gods Woord hen niet meer ontroeren en tot verzoening brengen.) Wanneer de wet letterlijk en op een materialistische wijze wordt geïnterpreteerd, lijkt die op een lichaam vol storingen en zonder evenwicht, vernietigd door epilepsie. De geest van het Judaïsme wordt door de labiele spiraal van het materialisme dolgedraaid, waardoor voortdurend het karakter, standpunt en perspectief gewijzigd worden.”5
“Wie Joshua van Nave wist te ontvluchten, worden door Saul gedood. Wie door de geest gered werd, wordt gedood door de letter. God zalfde Saul, d.i. de geschreven wet, tot koning over Israël. Hij betreurt het ten zeerste dat Zijn Wet op een aardse wijze door de Israëlieten wordt geduid en daarom draagt Hij deze macht en kracht over naar een ander koninkrijk, dat de Geest en het Woord waardiger is. “Daarop zeide Samuël tot hem: ‘De Heer heeft heden het koningschap over Israël van u afgescheurd en heeft het gegeven aan uw naaste, die beter is dan gij.”6 Zoals David dicht bij Saul staat, zo staat de geest (van de wet) ook dicht bij de letter (van de wet). De (interpretatie naar de) geest komt tot uiting, zodra de (interpretatie naar de) letter wordt gewist.”7
In een andere interpretatie wordt Saul gezien als de gehele mens, de gehele geest, de gehele ziel, die door God tot een koning over Israël wordt aangesteld door het Mysterie van de Myronzalving. Hierbij krijgt hij het bevel oorlog te voeren met Amalek, het instrument van de duivel. Hij moet hem doden, maar ook alles wat hij bezit vernietigen: zijn vrouwen (de pleziertjes), zijn kinderen (het nageslacht van de duivel), zijn veestapel (de tegennatuurlijk, bestiale driften). Kortom, hij moet alle bezittingen van Amalek vernielen, die de uittocht van de Israëlieten uit het land en de slavernij van de Farao belemmerde en bezwaarde, een ander symbool voor de duivel.
Dit alles gebeurt ook met Saul, die wij op figuurlijke wijze ook in onszelf ontdekken en herkennen. Ook wij luisteren niet naar God, ook wij sparen Amalek, de duivelse heerser, ook wij houden het beste van zijn veestapel in leven. De Saul in ons slaat Gods bevel in de wind om de tiran van het kwaad te doden en de verlokkelijke dieren, de onschuldig ogende driften te vernietigen, die inderdaad, in schaapswol vermomd, blijven ronddolen.
Wij, de Christenheid of het nieuwe Israel, zijn de gezalfde priesters, die als koningen of keizers heersen over de passies door de drie Heilige Mysteriën, die wij bij onze opname in de Kerk ontvangen: de Heilige Doop, de Heilige Myronzalving en de Heilige Communie. Met zijn allen verenigd door Gods Woord, ontvingen wij de opdracht én de macht Amalek te doden en al zijn bezittingen, geestelijk of materieel, te vernietigen. Als wij echter te werk gaan zoals Saul en oorlog voeren zonder Gods bevelen met eerbied na te volgen en zonder Zijn geschonken kracht aan te wenden, dan zullen Zijn beproevingen dreigend als een zwaard boven ons hoofd hangen.
1 Maximus de Belijder, Tegen Talasius
2 Joa. 4,24
3 Maximus de Belijder, Tegen Talasius
4 1Sam. 15,19
5 Maximus de Belijder, Tegen Talasius
6 1Sam. 15,28
7 Maximus de Belijder, Tegen Talasius