David doorstond vele beproevingen en tegenspoed, maar als man kon hij ons geen volmaaktheid laten zien. Toch kunnen wij vooruitgang boeken op de weg naar ons heil, als wij onze zonden belijden en berouwen zoals David dat deed tijdens de dagen van zijn verzoening met God. David was een voorafbeelding van Christus, voordat Hij op aarde vlees aannam. Niemand kan ons een volmaakt voorbeeld geven van verzoening, tenzij de Ene, Die de Onschuld Zelf is. De gehoorzaamheid en verzoening, die Christus ons voorleeft, vervolmaakt onze eigen beperkte gehoorzaamheid en verzoening, want wij zijn schuldig aan vele zonden.

Deze les in perfectie krijgen wij van “Christus Jezus, Die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft gehad, maar Zichzelf ontledigd heeft en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en aan de mensen gelijk geworden is. En in Zijn uiterlijk als mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle namen geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de Hemel en op de aarde en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God de Vader.”1

Nederigheid of het dulden van het kwaad door de kracht van het geloof in God is het doeltreffendste wapen, waarmee iemand het wereldse kwaad kan bestrijden. Op het Kruis toonde Christus ons het gelaat van volmaakte nederigheid: Hij, Zoon en Glorie van de Vader, Ware God, bood geen weerstand, maar aanvaardde ten volle om de uiterste vernedering op aarde te ondergaan, want Hij kende de kracht van de nederigheid. Hij verdroeg vele slagen, het speeksel in Zijn gezicht, de kroon van doornen, de nagels en het gelaster en gevloek van de omstanders bij de kruisiging. Toch waren deze dingen niet de zwaarste last om te dragen. Het zwaarste kruis dat Hij te torsen had, werd weerspiegeld in Zijn gelaat, in de uitdrukking van de ondraaglijke pijn, die opwelde uit Zijn genade en liefde voor de mensheid.

Deze mensen, besmet met boosaardigheid, begrepen niets van de vergoddelijking (theosis) van onze Heiland en Verlosser. In hun strijd tegen Christus tonen zij hoe het gif voor de ziel stolt en stremt. Waarom groeide de afgunst jegens Christus uit tot dodende haat? Hij werd benijd omwille van Zijn wonderwerken, die Hij deed voor de armen en de verdrukten, die als eersten tot de Verlossing werden uitgenodigd. “De hongeren werden gevoed en de voeder gehaat. De doden werden opgewekt, terwijl de afgunstigen stierven van jaloersheid. Demonen werden verdreven, melaatsen werden genezen, kreupelen wandelden, doven hoorden, blinden zagen. De Weldoener werd vervolgd en mensen zetten valstrikken uit om Hem,Die alle dingen beheerst, te vangen. Uiteindelijk veroordeelden zij de Schepper van het leven ter dood. Zij martelden hun Redder en tekenden het doodsvonnis van de Rechter van de wereld.”2

Christus smeekte Zijn Vader om deze mensen hun zonden te vergeven. Deze liefde voor de gevallen mens is een liefde zonder smet of schaduw, zonder verval in de tijd. Deze liefde maakte het Kruis onvoorstelbaar zwaar. Het waren en zijn onze zonden, die Hem aan het kruishout nagelden, hamerslag na hamerslag, en de pijn vermeerderden, die Hij zal blijven voelen tot aan het einde van de wereld. Wij stonden tussen de Joden rond het Kruis, iedereen en elk van ons in de tijd waarin hij of zij heeft geleefd, leeft of zal leven. Jezus is immers de Altijd Zijnde. Jezus was Zijn Vader gehoorzaam in alles, wat Hij deed. Door Zijn nederigheid zegevierde Hij zowel op aarde, als in de hel.

Door het mysterie van het Kruis bevrijdde hij Adam en alle rechtvaardigen uit de ingewanden van de hel, waarin de mensheid omwille van de ongehoorzaamheid (aan Gods bevel) was opgesloten. Hier begon de verlossing. Daarom is de verlossing ook de vrucht van de gehoorzaamheid van de Heiland om nederig te worden. Jezus onderwierp Zich aan de uiterste nederigheid om voor ons de redding te bekomen, die Hij ons wou schenken. Daarom is Hij de Boom des Levens, die uit de Hemel is afgedaald. Daarom is Hij ook de terugkeer naar de Hemel. Onze redding is de vrucht van deze Boom, Die Eeuwig Leven schenkt aan wie ervan eet. Wij kennen de Boom en Zijn vrucht, die aan ons geschonken werd. Als wij er echter niet van eten, kunnen wij niet worden gered.

We zouden het aardse pad van onze Heiland even haastig moeten volgen, als honger en dorst naar aardse en tijdelijke goederen ons voortjaagt. Christus’ volmaakte voorbeeld van gehoorzaamheid en Zelf-verloochening uit liefde voor de mensen wekte onder de Christenen talloze vrome en zegevierende martelaren op, die zich gelukkig achtten tijdens hun leven vreselijke oordelen van de ongelovigen te ondergaan. Zoals David Goliath en de leeuw doodde, zo versloegen Christenen de onzichtbare leeuw. De liefde voor de Ene, Die ons de weg naar het Heil voorleefde en ons het onoverwinnelijke wapen schonk van de Zelfverloochening op het Kruis, is de zelfde liefde, die de martelaren deed zegevieren over helse pijnen van de vlammen vol haat, de doornenkronen op hun hoofd, het vastgenageld of verbrand worden in de gloeiende oven. Niets kon deze martelaren hun liefde voor Christus ontnemen, zelfs niet de vrees voor de dood of hun hunker om te leven. Deze heiligen verhieven zich niet alleen boven plezier of pijn, ze overstegen zelfs leven en dood. Innerlijk voltrok in hen de Dood en de Opstanding van Christus. De Drie Jongelingen van Babylon vormden een bescheiden begin: Gods liefde tot God doofde de vlam van de oven en maakte deze tot dauw om de heiligen te redden. Dit was de wraak, die van Gods gelaat uitging.

We moeten door de tolhuizen gaan, ook tijdens ons aardse leven, zelfs al maken wij onze geestelijke heersers,de demonen, te schande. Wanneer wij de andere wereld betreden, kunnen de demonen, die weten dat het Goddelijke Vuur onze zonden heeft weggebrand, ons in geen enkel tolhuis gevangen nemen, omwille van een nog openstaande schuld, die gemaakt werd tijdens ons aardse leven. De Kerkvaders getuigen immers dat de tijd die ons op aarde nog geschonken wordt, een tijd is van bekering en berouw. De duivel kent geen grotere vernieling van zijn werk dan ons volgehouden en geduldig doorleven van de beproevingen. Geduld immers verbrandt alle schuld en elk bijhorend gevolg ervan.

Ofschoon wij onze eigen opinies en filosofieën kunnen verkondigen op het pad der zonde, toch heeft niemand een kroon van dorens over ons hoofd getrokken of onze voeten aan een kruisboom genageld. Opnieuw getuig ik: wie ook Christus wil volgen en op Hem wenst te gelijken, moet ook Zijn Kruis dragen, binnen de grenzen van de menselijke natuur.

1 Fil. 2,6-10
2  Basilius de Grote, Over Afgunst

Gastenboek

Laat een bericht achter in ons gastenboek!

gastenboek

Ga naar boven