Mensen worden niet geboren in de tijd, maar in de eeuwigheid. Dat verklaart waarom we in een vingerhoedje stof dat andere levensdomein ervaren. We leven, bekleed met een aards lichaam, een tijdlang op deze wereld, maar af en toe zijn er ogenblikken, waarop Broeder Droom en Zuster Dood ons op onverwoordbare wijze nabij zijn en ons lijken in tweeën te verdelen. Soms ervaren we momenten waarop we, bevrijd, boven de vier dimensies van de zichtbare wereld uitstijgen en ontwaken in een ongekende, onaardse dimensie van bestaan, waar een andere vorm van begrip geldt. Enkele voorbeelden.
Een verhaal. “Ik was, naar ik meen, een arme man, met vrouw en kinderen, maar zonder werk, zonder geld, zonder geluk. De mensen waren onvriendelijk en onbehulpzaam. Ten einde raad plande ik een overval. Op een nacht sloop ik het huis uit om mijn plan tot uitvoer te brengen. Onervaren als ik was, werd ik snel gevat en in de gevangenis opgesloten, waar ik gedurende lange tijd in voorhechtenis zat. Toen werd ik voor een rechter geleid en beschuldigd van poging tot diefstal. Na een korte deliberatie werd het vonnis voorgelezen: doodstraf. Bewakers bonden mijn handen op de rug, plaatsten mij op een kar en reden naar een bos. Daar stopten ze onder een hoge boom. Ze hielpen me bij het afstappen en legden meteen een lus om mijn hals. Het andere eind van het touw wierpen ze over een dikke tak. Ze lachten, toen ze het touw wat aantrokken. Ik voelde hoe het in mijn hals sneed en mijn het ademhalen belette. Ik werd gek van angst, wilde roepen… En toen werd ik wakker, badend in het zweet, maar zonder touw rond mijn hals.” De nachtmerrie, die ik had beleefd, duurde slechts een korte tijd, maar de droom zelf vertelde het verhaal van meerdere dagen.
Een geschreven getuigenis van een oude man op de Athos-berg. “Een magere man kwam uit Kapsala. Hij was al jarenlang ziek en zijn geduld raakte langzamerhand op. Levensmoe smeekte hij God in tranen om zijn leven snel te beëindigen. Toen verscheen er hem een engel, die hem toesprak: ‘Schrik niet, mijn broeder. God heeft in Zijn Oneindige Barmhartigheid je gebed aanhoort. Hij zal je aardse leven inkorten. In plaats van nog één jaar in pijn en lijden op aarde te leven, mag je drie uur in de hel doorbrengen, zodat je door de helse pijnen gezuiverd wordt… Zonde dient immers door lichamelijk lijden gezuiverd te worden. Voor alle Christenen is er geen enkele weg Hemelwaarts, tenzij door het Kruis. Dat heeft ons de God-mens getoond, Hij was de Zondeloze, Die ons deze weg heeft getoond. Het is de weg van het Kruis, van lijden. Jij hebt de keuze: nog één jaar op aarde leven of drie uren de helse pijn doorstaan in de onderwereld, waar berouwloze zondaars na hun dood hun eeuwige straf moeten uitzitten… Dan word je verlost door de gebeden van de Heilige Kerk.’ De oude man dacht na en besloot dat het alternatief voor hem de beste oplossing was. Hij koos voor de hel. En de engel respecteerde zijn keuze en nam de ziel van de bejaarde man mee naar de kerkers van de hel, waar hij hem opsloot. Met zachte en troostende stem verzekerde hij hem: ‘Hoe moed! Na drie uur zal ik je komen halen. Dan is alles voorbij.’
Nadat de engel, stralend in een helder licht, was verdwenen, werd alles zwart als pek. Pikdonker. Angstaanjagend. Er waren het ijselijk getier en hartverscheurend snikken van verloren zielen, het oplichten van ogen vol vuur van lelijke, boosaardige gestalten, geesten vol haat en zonder enige vorm van genade of medeleven. De man verstijfde van angst, kon zich tegen niets beschermen. Klauwen grepen hem vast, verlamden hem. Hij zag niets, behalve de oplichtende ogen van schimmige geesten met opengesperde muil. Hij tierde het uit, maar zijn schreeuw ging verloren in de eindeloze afgrond, waaruit enkel de echo opsteeg van indringend geroep en gehuil, af en toe overstemd door een huiveringwekkend en duivels gelach. En de tijd tikte verder, uren leken jaren te duren en nog steeds was de engel niet teruggekeerd. Wanhoop deed hem knarsetanden, maar er was niemand, die het merkte. Elke ziel vocht een eigen strijd tegen de beestachtige, bloeddorstige en breed grijnzende demonen. Hij knarsetandde een tweede maal. Toen daalde het zalige licht van de engel over hem neer en een hemelse stem sprak tot de gepijnigde ziel: ‘Hoe maak je het, mijn broeder?’ De arme man murmelde met een in pijn gesmoorde stem: ‘Ik heb nooit gedacht dat een engel kon liegen!’ Hierop vroeg de engel hem: ‘Wat bedoel je?’ De man antwoordde: ‘Je beloofde mij na drie uur uit deze hel te verlossen, maar ik heb hier vele jaren in pijn doorgebracht. Waarom?’ De engel lachte zacht en warm: ‘Vele jaren? Amper één uur geleden heb ik van je afscheid genomen. Je moet hier dus nog twee uur blijven…!’ ‘Ik kan deze pijnen niet langer verdragen, ik heb daartoe niet meer de kracht! Ik smeek je om me nu hieruit te laten vertrekken. Ik wil nog honderden jaren op aarde leven, desnoods tot de Dag des Oordeels, maar neem mij mee uit deze plek. Wees mij barmhartig!’ Kronkelend van de pijn stak de arme man zijn handen uit naar de engel, die hem omhelsde met de volgende woorden: ‘God, de Vader van alle Genade, heeft Zich over jou ontfermd: Hij laat je uit plek van onheil en rampspoed vertrekken, maar vraagt je om deze pijnen te herinneren tijdens je verdere leven op aarde. Vertel iedereen dat het beter is berouwvol de pijnen op aarde te verdragen dan je straf na je dood te moeten uitboeten.’ Na deze woorden verdween de engel en werd de oude man wakker op aarde. De weldoende zon straalde hoog aan de hemel en de klok naast hem toonde hem dat er slechts 1 uur was verstreken… De man was zielsgelukkig. Het leek alsof hij uit de hel was ontsnapt.”
Zuster Dood schenkt de mens soms nog andere verrassingen. Zo is het algemeen bekend dat mensen in stervensgevaar of –nood vaak de film van hun voorbije leven gedurende enkele ogenblikken voor hun geestesoog afgespeeld zien. Het geheugen stuurt alle opgeslagen informatie door naar het geweten, dat overspoeld wordt en waardoor de mens in kwestie vaak het bewustzijn verliest. Deze ervaring is niet een louter lichamelijk verschiinsel, maar situeert zich tevens op het niveau van de ziel.
De vereniging van lichaam en ziel wordt door Gods Wil beheerst en geregeld. Indien dat niet het geval was, zou de kracht van de ziel zijn als bliksemschichten, die ogenblikkelijk het hoopje as zou vernietigen, waarin de adem van God werkzaam is. De mens is echter Gods adem van Liefde. Ook al is de mens slechts een dauwdruppel in een eindeloos universum, toch is dat universum klein genoeg om door ons geweten omvat te worden.
Zuster Dood verleent ons een uitermate grote gunst, wanneer zij ons uit ons lichaam bevrijdt, maar vaak realiseert de mens zich dat niet. Op dat ogenblik valt alle dreiging van het kwaad weg: de onwetendheid, de zwakheid, de ziekte, de duisternis, het lijden, de zonde… Het kwade wordt door de dood gedood en daarom is de dood nuttig en behulpzaam. Het lichaam zelf is niet het kwade, maar het wordt door de dood van het kwade bevrijd. Daarom zal in de volheid van de tijd ons lichaam opgewekt worden. In de dood ligt de Opstanding.
Voor de ziel is de dood de bevrijding uit de gevangenschap, waarbij het lichaam de kerker is. Voor het lichaam is de dood de bevrijding van het kwade, dat door elke lichamelijke geboorte in deze wereld steeds opnieuw wordt bestendigd. Op de Dag des Oordeels zal het menselijk lichaam bij de opwekking van de doden een kosmische mutatie ondergaan, waardoor het niet meer onderworpen is aan het tijdelijke.
Mensen vluchten voor kennis, die hen doet beven en wankelen. Ze hebben het niet graag over hun relatie met God, over de onsterfelijkheid van hun ziel, over goed en kwaad, over zonde en redding. Zij zijn doodsbang voor elke existentiële kennis, die hun beleving en begrip te boven gaan. Ze laten zich daarom verlammen door een biologische luiheid en brengen hun tijd op aarde door in onwetendheid.
Dat verandert echter, wanneer het stervensuur aanbreekt. De zaken, die de mens tijdens zijn leven ontvluchtte of negeerde en niet wou begrijpen, worden onafwendbaar. De vrije keuze onwetend te blijven is geen optie meer na de dood, want de ziel weet wat er tijdens het aardse leven al dan niet werd geleerd.
Er zijn twee kantelmomenten voor de kennis en de ervaring. Er is allereerst het ogenblik van het sterven:hierbij stijgt de ziel uit boven de onwetendheid. Vervolgens is er het moment van de verrijzenis: hierbij stijgt het lichaam uit boven het ongeloof, dat, net als kennis, zijn zetel heeft in het lichaam en in de ziel. De dood scheidt de ziel van het lichaam, waardoor de ziel kan opstijgen tot een besef van geestelijke onsterflijkheid. De opstanding of verrijzenis scheidt het lichaam definitief van de dood en van het gebrek aan geloof. Op die wijze zullen de dood en de verrijzenis dat, wat het geweten en de vergeving der zonden betreft, verwezenlijken, wat zelfs de indrukwekkendste werken van heiligheid niet kunnen realiseren. Het ervaren van de dood en van de verrijzenis overtreft alle aardse kennis, die als een emmertje zand zal lijken aan de vloedlijn van de haast oneindige oceaan.