DE OPSTANDING VAN HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS.
Lukas 8:41-54.
Lukas 10:16-21
"En zij lachten Hem uit.”
Zij waren erg verzekerd van hun kennis omtrent de uiteindelijke realiteit van de dood.
Binnen de grenzen van hun kennis was er geen plaats voor de opstanding die Jezus gebracht had, hoewel het normaal zou zijn geweest dat hun liefde, als rouwende ouders, hen voorbij de grenzen van hun zekerheden zou hebben geduwd.
In de menselijke geest is de kennis van de dood slechts een statistische kennis. Jezus kent de dood op een andere wijze: ‘als iemand die er macht over heeft’. Kennis van de onmacht en de kennis van de menselijke beperkingen is één ding, en de kennis van de onbegrensde macht van Jezus is wat anders. De ouders van het meisje kenden Hem niet als zodanig. Daarom geloofden ze alleen in Hem als mens en ‘zij lachten Hem uit’.
De zekerheid van de onmacht, of de onmacht als criterium, werd eenvoudigweg verslagen: door het feit dat het kind werd opgewekt.
Hier zien we een bevroren glimlach op de lippen van de kleingeestigheid.
Gelach, hetzelfde gelach, ontdooid na verloop van tijd.
Serieuze denkers van onze tijd, zoals Heidegger, bouwen een ‘existentiële’ filosofie op de Afgrond, als de ultieme conclusie van het leven.
Dit bestaan hier (Dasein) is tenslotte niets anders dan de mars naar de dood (‘Sein zum Tode’), naar het Niets dat vernietigt (vernichtet).
Wat een ironie: een serieuze constructie op niets.
Maar we weten van Jezus dat de Opstanding het laatste woord is!
Tot die tijd zal het gelach aanhouden; en het zal steeds luider en luider klinken, zodat niemand meer kan horen wat Jezus had geleerd en gedaan...
Jezus is des te meer het Licht en de Waarheid en het Leven!
Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 183.
Lukas 8:41-54.
Lukas 10:16-21
8:41 En zie, er kwam een man, van wie de naam Jaïrus was. Hij was een leidinggevende in de synagoge. Hij viel aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen.
8:42 Hij had namelijk één kind, een dochter van ongeveer twaalf jaar, en die lag op sterven. Toen Hij erheen ging, drong de menigte zich om Hem heen.
8:43 En een vrouw die al twaalf jaar bloedvloeiingen had en die al haar bezit aan dokters uitgegeven had, maar door niemand genezen had kunnen worden,
8:44 kwam van achteren naar Hem toe en raakte de zoom van Zijn bovenkleed aan; en onmiddellijk hield het vloeien van haar bloed op.
8:45 En Jezus zei: Wie is het die Mij heeft aangeraakt? Toen zij het allen ontkenden, zeiden Petrus en die bij hem waren: Meester, de menigte duwt tegen U aan en verdringt U, en U zegt: Wie is het die Mij aangeraakt heeft?
8:46 Jezus zei: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb gemerkt dat er kracht van Mij uitgegaan is.
8:47 Toen de vrouw zag dat zij niet onopgemerkt was, kwam zij bevend naar Hem toe, en nadat zij voor Hem neergevallen was, vertelde zij voor heel het volk om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij onmiddellijk genezen was.
8:48 Hij zei tegen haar: Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede!
8:49 Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van het huis van het hoofd van de synagoge en zei tegen hem: Uw dochter is gestorven; val de Meester niet lastig.
8:50 Maar toen Jezus dat hoorde, antwoordde Hij hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden.
8:51 Toen Hij in het huis gekomen was, liet Hij niemand binnenkomen dan Petrus, Jakobus, Johannes, en de vader en de moeder van het kind.
8:52 Allen huilden luid en bedreven rouw over haar. Hij zei: Huil niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt.
8:53 En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten dat zij gestorven was.
8:54 Maar toen Hij hen allen naar buiten gestuurd had, pakte Hij haar hand en riep: Kind, sta op!
10:16 Wie naar u luistert, die luistert naar Mij; wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Hem Die Mij gezonden heeft.
10:17 De zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Heere, zelfs de demonen zijn in Uw Naam aan ons onderworpen.
10:18 Hij zei tegen hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.
10:19 Zie, Ik geef u de macht om op slangen en schorpioenen te trappen en de macht over alle kracht van de vijand; en niets zal u schade toebrengen.
10:20 Verblijd u echter niet daarover dat de geesten aan u onderworpen zijn, maar verblijd u erover dat uw namen opgeschreven zijn in de hemel.
10:21 Op dat moment verheugde Jezus Zich in de geest en zei: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard. Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen.