6 SEPTEMBER – DE 13DE ZONDAG NA PINKSTEREN.
DE PARABEL VAN DE BOZE LANDLIEDEN
Mattheüs 21: 33-44
33 Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard
plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een
toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten ['s] [lands].
34 Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de
landlieden, om zijn vruchten te ontvangen.
35 En de landlieden, nemende zijn dienstknechten, hebben den een geslagen, en den
anderen gedood, en den derden gestenigd.
36 Wederom zond hij andere dienstknechten, meer [in] [getal] dan de eersten, en zij
deden hun desgelijks.
37 En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien.
38 Maar de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander: Deze is de
erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis [aan] [ons] behouden.
39 En hem nemende, wierpen zij [hem] uit, buiten den wijngaard, en doodden [hem].
40 Wanneer dan de heer des wijngaards komen zal, wat zal hij dien landlieden doen?
41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den
wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden
zullen geven.
42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, dien de
bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van den
Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?
43 Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden,
en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.
44 En wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien hij valt, dien
zal hij vermorzelen.
We hebben enkele toespraken van Jezus die Hij kort voor Zijn lijden in de Tempel in Jeruzalem hield. Een daarvan is de parabel van de moorddadige landlieden, die op subtiele wijze het verleden en de toekomstige geschiedenis van Israël toont.
Teneinde de uitverkoren volkeren der aarde niet tevergeefs te laten lijden, en teneinde de geestelijke vruchten van Israël nog in de geest van de voorzienigheid te laten verkeren, heeft God de Wet en de Profeten één voor één naar dit volk gezonden. Maar Israël maakte een karikatuur van de Wet, sleurde de profeten uit de wijngaard, doodde ze, en stuurde hen terug zonder de vrucht die ze hadden moeten meebrengen.
Wat overbleef was de komst van de Zoon des Heeren van de wereld.
Hij kwam. Hij was met ze aan het praten. ‘Maar de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis [aan] [ons] behouden. En hem nemende, wierpen zij [hem] uit, buiten den wijngaard, en doodden [hem].’
En dat is dan ook wat ze deden.
Sindsdien rennen ze de hele wereld over om zich meester te maken van de erfenis van de Zoon van God, om met grote inspanning op alle mogelijke manieren de wereld te ontkerstenen; om de geestelijke belangstelling voor God ‘voorgoed’ uit de menselijke natuur te verwijderen. Maar deze sisyphusarbeid, die ertoe dient elke preoccupatie van de menselijke geest met de Hemel terug te brengen tot het aardse niveau, treft de hele tijd de Hoeksteen die op de aarde gegooid wordt. Hoe harder de Hoeksteen geraakt wordt, hoe hoger hij loodrecht naar de Hemel oprijst.
Toch zullen zij de illusie hebben dat zij de overwinning behaald hebben. [...]
Dit is een spirituele steen met spirituele uitwerkingen. Een van de Psalmen vertelt ons: ‘O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt. Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal.’ (Psalm 137: 8)
‘Babel’ wordt door de Heilige Vaders geïnterpreteerd als de verwarring door lusten, de verwarring van de geest en de hel.
Gezegend is hij die geestelijk met gedachten worstelt en ze treft met de Hoeksteen van de mensen: Christus. Dit is beslist niet enkel de oorlog van de heremieten – van het nederige gebed en aandacht – maar het is de oorlog van elke christen. Dus moet je niet vanuit je menselijke aard op de gebeurtenissen in het leven reageren, maar leef je ieder moment in navolging van Jezus: onze ware aard, het icoon en ons ware gezicht.
Laat de gebeurtenissen die ons overkomen ons niet betrappen terwijl we ons niet bewust zijn van de waarde van het moment of van de waarde van het eeuwige in in het moment. Anders zullen wij onszelf op datzelfde moment onteigenen van de beeltenis en gelijkenis van Jezus in ons.
Is dit niet het equivalent van het onophoudelijke bidden?
Deze manier van contemplatie, met de tijd – met al zijn momenten die ons verrassen – bouwt ons wezen op de Hoeksteen van de goddelijke aanwezigheid op. Op deze wijze wordt de mens innerlijk tot rust gebracht, met de vrede die alleen Jezus kan brengen.
Eén probleempje is echter dat je al het andere als ‘drek’ (Filippenzen 3:8) moet beschouwen als je Jezus wilt verwerven.
Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 230-232.