26 JANUARI 2020 - ZACHEÜS, DE RIJKE HOOFDTOLLENAAR
“Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.” (Luc. 19,7)
Zij 'rechtvaardig', veroordeelden tegelijkertijd Jezus en Zacheüs. Jezus omdat gedraagt Hij zich niet 'heilig', maar Hij vernedert zich en eert met Zijn komst een zondaar; en de zondaar gaf hem de schuld dat hij Jezus onwaardig was.
“Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de heer: Kijk, Heer, de helft van mijn bezettingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.” (Luc. 19,8)
Zie hoe de verbetering van de mens ‘tegenover de Heer’ snoert de mond van de mensen. Maar de Heer heeft hun mond ook gesnoerd en zei: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham.” (Luc. 19,9)
Het is duidelijk dat de Heer spreekt ook aan de ‘mopperaars’, want Zijn antwoord richt tot hun ook.
Als gevolg, de mens die zich verbetert, ook als hij een tollenaar en zondaar is, voelt de vreugde om de vergeving te ontvangen en hijzelf te vergeven. Vanaf hier begint de mens op God te lijken.
Wanneer de Heer tot je komt, bent je vrij van alles, niet alleen van jouw wandaden, maar van al jouw gerechtigheid. Wanneer je voor de Heer staat, ben je boven deze wereld, boven de rijkdom van de wereld, boven de geklets en de gemopper van het leven; - je hebt, in een woord, iets uit de stilte boven de wereld, van God.
Trouwens, je komt zelfs niet bij God voordat je teruggeeft aan Kesar alles wat van Kesar is.
Vanaf hier, begint de heiligheid.
Bron: Vader Arsenie Boca – “Levende Woorden”, Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, blz. 25.