De zevende zondag na Pinksteren: de genezing van de twee blinden en een doofstomme van Kapernaüm – over wonderen van God en wonderen van de Heiligen; een preek van Vader Ilie Cleopa.
Matt. 9:27-35:
27 En toen Jezus vandaar verderging, volgden Hem twee blinden, die riepen: Zoon van David, ontferm U over ons!
28 Toen Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden naar Hem toe. En Jezus zei tegen hen: Gelooft u dat Ik dat kan doen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere.
29 Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: Het zal u gaan naar uw geloof.
30 En hun ogen werden geopend. En Jezus vermaande hen streng en zei: Kijk uit, niemand mag het te weten komen!
31 Maar zij gingen weg en maakten Hem bekend in heel dat gebied.
32 Toen dezen weggingen, zie, men bracht iemand bij Hem die niet kon spreken en door een demon bezeten was.
33 En toen de demon uitgedreven was, sprak hij die niet had kunnen spreken. En de menigte verwonderde zich en zei: Er is nog nooit zoiets in Israël gezien!
34 Maar de Farizeeën zeiden: Hij drijft de demonen uit door de aanvoerder van de demonen.
35 En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk.
“U bent groot, o Heer, en uw werken zijn wonderbaarlijk, en geen woord is genoeg om uw wonderen te prijzen.”
Vandaag laat het Heilige Evangelie ons twee van de wonderen zien die door onze Heiland Jezus Christus verricht zijn. En dan gaat het vooral om de genezing van de twee blinden en van een door demonen bezeten man: een goede aanleiding om u te vertellen over de wonderen die God en Zijn heiligen verricht hebben. Als u goed oplet, zult u het grote verschil inzien tussen de wonderen van God en die van zijn Heiligen.
Weest u ervan doordrongen dat God de oneindige bron van alle wonderen is, want Zijn macht is oneindig en Zijn wijsheid kan niet door de menselijke geest benaderd worden.
De kracht van Jezus Christus is als de Vader en Zijn werken geschieden gelijktijdig met die van de Vader: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook” (Johannes 5:17).
De wonderen die door Jezus onder de kracht van de Heilige Geest verricht zijn verschilden van de wonderen die door God in het Oude Testament verricht waren. Maar ook de Heiligen verrichtten wonderen door de kracht die hun vanuit de Heilige Geest gegeven was. Deze zijn echter anders dan de wonderen die God verricht heeft. Aangezien de Heiligen niet rechtstreeks wonderen over de gehele wereld verrichtten – zoals God dat door de eeuwen heen deed – zo konden de Heiligen de gave van wonderwerken enkel door vasten en gebed tot God ontvangen.
God ontvangt geen opdrachten tot wonderenwerken: van wie dan ook. Maar alles wat Hij wenst wordt in de hemel en op de aarde verwerkelijkt.
De wonderen van onze Heiland, Jezus Christus, zijn al eerder door de Heilige Geest voorzegd bij monde van Zijn Heilige Profeten. Dus, bijvoorbeeld, via de Heilige Geest heeft de Grote Profeet Jesaja getoond dat Jezus de blinden de ogen zal openen, de doven zal doen horen, de stommen een stem zal geven en de blinden het zicht zal geven. Dit zei hij in Jesaja 35:5: “Dan zullen de ogen van de blinden worden opengedaan, de oren van de doven zullen worden geopend”, “Dan zal de kreupele springen als een hert, de tong van de stomme zal juichen.” (Jesaja 35:6). Hij sprak ook van de vrijheid die diegenen, die door onreine geesten gebonden waren, gegeven werd.
We moeten weten dat God wonderen verricht heeft, dat Hij wonderen verricht en dat Hij zal verrichten, tot in de eeuwen der eeuwen, zowel in de hemel alzo ook op de aarde. Maar anderzijds kunnen de Heiligen enkel wonderen verrichten en voorspellingen doen als en waar God het wil.
Door wonderen laat God zijn almacht, zijn goedertierenheid en liefde aan de mensheid en de gehele schepping zien. De wonderen laten op de meest overtuigende manier zien dat God de Schepper en Heerser van de gehele wereld is, dat Hij de mensen genadig is en dat Hij hun verwacht, en dat Hij aan allen die Hem vrezen dezelfde macht geeft om wonderen te verrichten. En als de mensen zelfs aan God twijfelen bij het aanschouwen van Zijn wonderen, dan betekent dat dat hun verlossing in groot gevaar is.
Onze God is een God van wonderen en wonderen zij het zichtbare teken van Zijn kracht en liefde. (…)
Wat is het universum in zijn onuitsprekelijke schoonheid en orde, als het niet een groot wonder van de Schepper is dat zelfs de engelen verbaast? Wat is de mens, zo wonderbaarlijk geschapen, als hij een ondoordringbaar wonder van de Schepper is? Wat is het christendom, dat het heidendom en de duivel heeft overwonnen, als het niet het grootste wonder van de opgestane Christus is?
Uit het bloed van de gekruisigde Heer op Golgotha en uit het licht van het heilige graf verrees een nieuwe wereld, een nieuwe Kerk en een nieuwe wet die tweeduizend jaar lang beleden en verdedigd werd door het offer van talloze miljoenen christelijke apostelen, hiërarchen, martelaren, heiligen en rechtvaardigen. (…)
Ieder van ons heeft tijdens ons leven wonderen en gebeurtenissen mogen zien die ons verstand te boven gaan en die ons of degenen om ons heen zijn overkomen. Vooral als wij ziek zijn, als wij de dood in de ogen kijken en als we voor een groot gevaar gaan, dan dringt elkeen van ons er bij God op aan voor ons een wonder te verrichten, en om ons te helpen ontsnappen aan de dood, een gevaar of ziekte, om ons met examens te helpen, ons bij chirurgische ingrepen of ons bij zorgen die ons bedrukken bij te staan. Maar we vergeten bijna altijd onze onwaardigheid te erkennen en ons nederig af te vragen: “Here, ben ik, de zondaar, uw genade waardig? Ben ik, die zo vol van zonden ben, het waard dat U bij mij zulk een groot wonder verricht?”
Velen vragen om hulp en verwachten wonderen van God. Maar er zijn er maar weinig over wie Hij Zich ontfermt en wier gebeden Hij verhoort. En dit komt doordat zij niet vragen wat nodig is voor redding, of omdat ze Gods hulp en dat van Zijn Heiligen onwaardig zijn vanwege de zonden die over hen heersen. Daarom vragen we veel maar ontvangen we minder, aangezien God enkel wonderen verricht bij degenen met sterk geloof; bij degenen en die veel bidden met nederigheid, tranen en vasten. God heeft genade en de Heiligen helpen met hun gebeden eerstens diegenen die genadig zijn in de liefde en die hun kinderen in de vreze Gods opvoeden. God heeft de grootste genade voor hen. Hij verricht bij hen ware wonderen omdat ze meer geloof hebben, meer vergeven, meer liefhebben en een nederig hart hebben.
Laat ons eerst God vragen om vergeving van onze zonden en redding van onze ziel, en laat ons dan om aardse dingen vragen. Laat ons in geloof bidden, met als voorbeeld de genezen blinden uit het evangelie van vandaag. Want zij volgden de Heiland en riepen vol geloof uit: “Zoon van David, ontfermt u zich over ons!” En als de Heer ons, net zoals hij dat bij de blinden deed, vraagt “Gelooft u dat Ik dat kan doen?” Laat ons dan met heel ons hart antwoorden: Ja, Heer! Wij geloven dat U de hemel en de aarde gemaakt hebt! Wij geloven dat U de engelen en de mens geschapen heeft! Wij geloven dat U het vlees heeft aangenomen uit de Maagd, en voor onze redding opstond uit de dood! Wij geloven in het evangelie en de kracht van het Heilige Kruis! Wij geloven in Uw genade en wonderen! Stort de genade van Uw wonderen over ons allen uit, om U te verheerlijken en om U voor altijd te prijzen. Amen.