DE GEBOORTE VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
Mattheüs 2:1-12
De geboorte van God als mens is de daad van Gods oneindige liefde, die de geschiedenis met de Eeuwigheidszin omvormt.
Met Jezus begint het tijdperk van vrede.
Het lied dat door de engelen ingezet was, moest doorheen de geschiedenis voortgezet worden.
Vrede op aarde wordt bepaald door de verheerlijking die aan God gebracht wordt, of die Hem onthouden wordt. Ook de vrede van de ziel hangt af van dezelfde voorwaarde.
Een door angst tot stand gekomen vrede is een waar verlies aan vrede. Jezus brengt de mens de vrede die van God komt. Dit is een spiritueel goed dat niet met wapens geschapen of onderhouden kan worden.
We merken dat Jezus steeds nader aan ons is naarmate de tijd eeuw op eeuw aan zich toevoegt, waardoor er een perspectief ontstaat. De tijd veroudert onvermijdelijkerwijs; slechts de eeuwigheid blijft dezelfde.
“En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet” (1 Johannes 5:11-12).
Jezus smeedt in de mens een nieuwe geestelijke orde. Hij leeft altijd: Hij leeft in Zichzelf als opperwezen; Hij leeft in ons als eeuwig Leven en als de oneindige mogelijkheid tot vervolmaking.
“En ook vandaag de dag, zoals op de dag van Zijn Geboorte, houden sommigen van Hem en haten anderen Hem. Sommige mensen worden meegetrokken in een passie voor Zijn lijdensweg, en anderen in een passie voor Zijn missie” (priester, professor en theoloog Dumitru Stăniloae).
Dus als de vraag "Wie is Jezus?" met de eeuwen gegroeid is en van iedere generatie een beslissend antwoord vergt, dan kunnen we slechts met één stem met God de Vader, in een aankondiging met de engelen, in een profetie met de apostelen, in een belijdenis met de martelaren en alle heiligen, en in een bevestiging tezamen met het gehele christendom van tweeduizend jaren antwoorden:
Dit is de Zoon van God, de Verlosser van de wereld!
Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Carisma Publishing House, Deva, 2006, pp. 296-300.
Mattheüs 2:1-12
2:1 Toen nu Jezus geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan,
2:2 en zeiden: Waar is de pasgeboren Koning van de Joden? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
2:3 Toen koning Herodes dit hoorde, raakte hij in verwarring en heel Jeruzalem met hem.
2:4 En nadat hij alle overpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen had laten komen, wilde hij van hen weten waar de Christus geboren zou worden.
2:5 Zij zeiden tegen hem: In Bethlehem, in Judea, want zo staat het geschreven door de profeet:
2:6 En u, Bethlehem, land van Juda, bent beslist niet de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal de Leidsman voortkomen Die Mijn volk Israël weiden zal.
2:7 Toen riep Herodes de wijzen onopgemerkt bij zich en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd dat de ster verschenen was;
2:8 en hij stuurde hen naar Bethlehem en zei: Ga erheen en doe nauwkeurig onderzoek naar dat Kind, en als u Het gevonden hebt, bericht het mij, zodat ook ik kom om Het te aanbidden.
2:9 En nadat zij de koning aangehoord hadden, gingen zij op weg. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat hij boven de plaats kwam te staan waar het Kind was.
2:10 Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde.
2:11 En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre.
2:12 En nadat zij door een aanwijzing van God in een droom gewaarschuwd waren om niet terug te keren naar Herodes, keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.