9 FEBRUARI 2020 – VAN DE TOLLENAAR EN DE FARIZEEËR
Één noemde zijn deugden; de andere, achter de tempel, de zonden.
De een waardig, de ander onwaardig.
De deugden van de farizeeër zouden goed zijn.
De tollenaar had ze niet, maar hij had de nederigheid. De daden van de tollenaar waren slecht, maar voor zijn nederigheid, keerde hij als een beter mens, terug van de tempel naar zijn huis.
Het beste zou zijn om de deugden van de farizeeër te overtreffen, zoals wordt beweerd: “Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.” (Mat. 5,20)
In de loop van de eeuwen, streefden de monniken ernaar om de deugden van de farizeeër en de nederigheid van de tollenaar te combineren. Want: "Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar", zijn de woorden van het "onophoudelijk gebed", met zijn oorsprong in de woorden van de tollenaar, zoals verteld door Jezus: “God, wees mij zondaar genadig”. (Luc. 18,13)
Met dit gebed keerden velen verholpen naar “Huis”, in het Koninkrijk.
Bron: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 28-30.