11 OKTOBER 2020 - DE GELIJKENIS VAN DE ZAAIER
Lukas 8: 5-15.
Er bestaat geen twijfel over dat we ernaar hunkeren, en ervoor worstelen en zwoegen, om ons Doel in het grote Koninkrijk van Gods bestaan te bereiken. Het gebod van volmaaktheid is een gebod waar men op aarde niet aan kan ontkomen. Het maakt deel uit van de hemel en schittert als een ster in ons geweten. Dit overkomt alle mensen die tot God neigen. Alleen schittert het gebod in sommigen meer en in anderen minder; in sommigen heel veel, in anderen heel weinig.
Het christendom, het woord van het Koninkrijk, Jezus, komt via verschillende stadia in mensen tot leven.
De gelijkenis van de Zaaier is de gelijkenis van Jezus; het is er een die op profetische wijze het lot van Zijn missie onder de mensen uitlegt. Hij legde haar uit op het niveau van de apostelen, die Hem hadden gevraagd haar aan hen uit te leggen, al zou de gelijkenis met het verstrijken der eeuwen sowieso aan betekenis hebben gewonnen.
Mensen zijn altijd hetzelfde gebleven – verdeelbaar in vier categorieën: van sommigen is de geest verwaaid in de vele winden van de menselijke denkstromingen, gelijk een stoffige weg in de wereld; anderen hebben een hart van steen, waarin het vuur van de liefde ontbreekt; bij weer anderen zijn de gevoelens geworpen in de wirwar van zorgen en genoegens; en slechts als een vierde zijn er diegenen die als een rijke bodem de hemel als vrucht dragen – en toch heeft deze wereld iets bijzonder gestructureerds en gekerstends.
De wereld kent geesten die in al hun redeneringen op het bestaan van God hebben gerekend. Er zijn stenen, stenen monumenten, kathedralen waar al honderden jaren aan is gewerkt, die van God getuigen. Er zijn zorgen en genoegens die, doorheen de geschiedenis, omwille van God afgedankt zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de hele keten van heiligen, uit vele eeuwen, talrijk als de sterren.
Jezus veranderde de richting van de mensheid en vormde haar zo, in haar diepste samenstel, Hemelwaarts.
Mensen kunnen niet langer aan deze richting ontsnappen: óf ze belijden God door Hem te bevestigen, óf ze belijden God door Hem te verloochenen.
Elkeen van de mensen wordt uitgedaagd om zich op de een of andere manier uit te spreken over hoe zij zich tot de boodschap van Jezus vehouden.
Dat is de zege van de hemelse Zaaier!
Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 140-141.
Lukas 8: 5-15
8:5 Een zaaier ging eropuit om zijn zaad te zaaien. En toen hij zaaide, viel het ene deel langs de weg, en het werd vertrapt en de vogels in de lucht aten het op.
8:6 En een ander deel viel op de rots, en toen het opgegroeid was, verdorde het door gebrek aan vocht.
8:7 En een ander deel viel te midden van de dorens, en de dorens, die mee opgroeiden, verstikten het.
8:8 En een ander deel viel in de goede aarde en toen het opgegroeid was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Toen Hij dit gezegd had, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.
8:9 En Zijn discipelen vroegen Hem: Wat betekent deze gelijkenis?
8:10 Hij zei: Aan u is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk van God te kennen, maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij niet zien, ook al zien zij, en niet begrijpen, ook al horen zij.
8:11 Dit is de gelijkenis: Het zaad is het Woord van God.
8:12 Zij bij wie langs de weg gezaaid wordt, zijn zij die het horen; maar daarna komt de duivel en neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij niet geloven en zalig worden.
8:13 Zij bij wie op de rots gezaaid wordt, zijn zij die het Woord met vreugde ontvangen, wanneer zij het gehoord hebben. Maar dezen, die maar voor een bepaalde tijd geloven, hebben geen wortel, en in een tijd van verzoeking worden zij afvallig.
8:14 En bij wie het zaad in de dorens valt, dat zijn zij die het hebben gehoord, maar die gaandeweg door de zorgen en rijkdom en genietingen van het leven verstikt worden en geen vrucht dragen.
8:15 En waar het zaad in de goede aarde valt, dat zijn zij die het Woord horen, het in een oprecht en goed hart vasthouden, en in volharding vruchten voortbrengen.