We zijn allemaal gedoemd te sterven maar bijna niemand denkt dat hij/zij zal sterven.
Het is niet zomaar wat, dat je tegen een dode zegt: "Ik zeg u, sta op!"
Zoiets vermag alleen de Meester over leven en dood. En Jezus is Meester over zowel de dood als het leven.
Met huivering aanschouwden de mensen hoe een overleden persoon weer tot leven kwam, want het was ongewoon dat er zoiets gebeurde. Jezus was overweldigd door het medelijden dat hij gevoelde voor de menselijke smart, en als geen ander verzachtte Hij deze.
Hij wekte drie doden op: een kind, een jonge man – uit het evangelie van vandaag – en een vriend van Hem, Lazarus.
Hij was in staat iedereen op te wekken.
Hij was in staat de dood te stoppen.
Maar Hij stopte de dood niet voorgoed, zelfs niet voor degenen die hij opwekte. Later stierven ze weer.
Echter, Jezus wenste de mens nog een ander soort verrijzing toe: een opstanding van de ziel; een opstanding zonder de dood. Jezus verlangde naar de geestelijke transformatie van de mens en naar diens bekering tot God.
Jezus kwam met Zijn eigen opstanding uit de dood voor de mensen te staan.
Hiermee laat Hij ons, de mensen, zien wat wij zullen worden. Nu zijn we nog zoals wij, maar dan zullen we zijn zoals Hij.
Jezus verzekerde ons: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven" (Johannes 5:24). En elders zegt Hij ons: "En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt" (Johannes 17:3).
Dus omdat zij ook van ons afhangt is onze eeuwigheid gebonden aan: de gehoorzaamheid, het geloof en de kennis van God. Lichaam – ziel; wil, bewustzijn en geest; iedereen wordt geroepen en geholpen om op stralende wijze te werken aan zijn eigen eeuwigheid. Jezus Zelf heeft ons gezegd dat Hij bidt voor degenen die de zin van het leven voorbij de grenzen van het graf volgen.
Waarom waart de dood nog steeds onder de mensen?
Omdat, voor zover het ons mensen betreft, de uiteindelijke overwinning op de dood nog niet daar is.
De reden wordt ons getoond in een van de gebeden voor absolutie voor de doden:
"Dus om goddeloosheid niet onsterfelijk te maken, hebt u geboden dat dit schepsel vrijgesproken wordt: de ziel zou moeten terug keren naar de God die het heeft gegeven en het lichaam zou moeten terug keren naar de aarde, waaruit het werd weggenomen…" tot het moment van de opstanding, wanneer we het lichaam getransformeerd en onvergankelijk zullen ontvangen, zoals waar de apostel Paulus naar verlangde.
Dit is de overwinning van het leven op de dood, de overwinning waar we op wachten.
Fragmenten uit: Vader Arsenie Boca - "Levende woorden", Uitgeverij Charisma, Deva, 2006, pp. 124-125.
Lukas 7:11-16.
7:11 En het gebeurde op de volgende dag dat Hij naar een stad ging die Naïn heette, en veel van Zijn discipelen en een grote menigte gingen met Hem mee.
7:12 Toen Hij nu de poort van de stad naderde, ziedaar, er werd een dode uitgedragen. Hij was de enige zoon van zijn moeder, en zij was weduwe, en een grote menigte uit de stad was bij haar.
7:13 En toen de Heere haar zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over haar, en zei Hij tegen haar: Huil niet.
7:14 En Hij ging naar de baar toe en raakte die aan (de dragers nu stonden stil) en Hij zei: Jongeman, Ik zeg u, sta op!
7:15 En de dode ging overeind zitten en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.
7:16 En vrees greep hen allen aan en zij verheerlijkten God en zeiden: Een groot Profeet is onder ons opgestaan; en: God heeft naar Zijn volk omgezien.